Vertalingen se tromper FR>NL
[sətʀɔ̃pe]1 faire une erreur - zich vergissen
'Elle s'est trompée dans la date.'
Zij heeft zich in de datum vergist.
'se tromper de chemin'
de verkeerde weg inslaan© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
se tromper (ww.) | misrekenen (ww.) ; zich vergissen (ww.) ; zich misrekenen (ww.) ; zich bij het rekenen vergissen (ww.) ; verspreken (ww.) ; verrekenen (ww.) ; verkeerd lopen (ww.) ; vergissen (ww.) ; verdwaald zijn (ww.) ; stranden (ww.) ; mistasten (ww.) ; mislukken (ww.) ; mislopen (ww.) ; misgaan (ww.) ; in de puree lopen (ww.) ; het mis hebben (ww.) ; floppen (ww.) ; feilen (ww.) ; falen (ww.) ; een fout maken (ww.) ; afgaan (ww.) |
se tromper | missen |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `se tromper`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: faire une faute